Naam genoemd in de brief van het "Kaalkoppen Commando" van ongeveer 12 juli 1944 uit het kamp bij de Buna Werke in Schkopau. (Zie onder Schkopau, Gemeinschaftslager) Familie de Boer had net zoals de meeste andere families sinds 16 april 1944 niets meer vernomen van hun jongens in het PDA Amersfoort. Het briefje met het verzoek om vóór 5 juli 1944 een koffer met kleding naar hun zonen te sturen in het PDA Amersfoort was het eerste teken van leven voor veel ouders. Familie de Boer deed niet alléén kleding in de koffer maar verstopte ook fl. 50,- in iedere koffer voor Leen en Jan. Ook brood en tabak werd meegestuurd. Hieronder citaten van de briefkaarten die de jongens uit de verschillende kampen schreven. U dient rekening te houden met het feit dat alle brieven en kaarten door de Nazi’s uitgebreid gecensureerd werden. Dit werd vaak aangegeven door een blauwe streep over de briefkaart. Op 10 juli 1944 kregen de jongens in Schkopau te horen dat ze een briefje naar huis mochten schrijven. Leendert en Jan schreven dat ze de koffer in goede orde ontvangen hadden. In Braunschweig moesten 180 jongens (Beverwijk, Groningers, Merwede en anderen) uitstappen (namen beginnend met S t/m Z). “Misschien is het wel zo beter. Dat zal in ieder geval later wel blijken. Stuur nog geen pakjes. Wel brieven. Stuur t.z.t.. eens wat vitamine. We zijn wel een paar onsjes afgevallen. Toen wij in Amersfoort met de Pinksteren jullie pakje kregen hebben wij gehuild van blijdschap. (Volgens het dagboek van Theo Schuijt werden de pakjes op de maandag voor Pinksteren, 22 mei 1944 door een vrachtwagen met Piet Kloes als bijrijder gebracht). Wij hebben alweer een halve centimeter haren op ons hoofd”. Op 7 augustus 1944 schreven de jongens vanaf De Kippe: “Misschien is het tegenwoordig moeilijker voor U dan voor ons. Wij redden ons wel. Makkelijk is het niet en wij hebben ook onze verlangende ogenblikken, vooral als je ziek bent. Ik (waarschijnlijk Jan) lig nu in de ziekenbarak met diahrree. Tweemaal in de week krijgen we pellkartoffeln en de rest soep, die wij goed noemen. ’s-Morgens om 4 uur opstaan. ’s-Avonds om circa 5 uur keren we terug in het lager. Het grondwerk is zwaar. Met de Kerst zijn we weer thuis hoor. Ik ben zwart verbrand van de zon. Weten jullie wat lekker is? Droog brood, zonder boter, eventueel een beetje zout erop. Dat smaakt als cake, behalve die we Pinksteren in Amersfoort van U kregen. Jonge, jonge, wat kun je soms naar de vrijheid snakken. Leen schreef in dezelfde brief: Hierbij zal ik maar een schrijven na een maand uit Holland te zijn, want het ging niet eerder zoals je zult begrijpen. Wij zijn goed gezond en hopen dat jullie het ook goed maken. Wij zijn al twee keer verhuisd en daar zal nog wel een keer bijkomen. Het werk bestaat hier uit grondwerk, opruimen en timmeren. Wacht met pakjes sturen tot je bericht van ons hebt. Häftling nr. 8479 9 augustus 1944 We zitten nog steeds in het gevangenkamp, maar het is hier beter dan in Amersfoort. Iedere avond zeggen we tegen elkaar: Ik wou dat er morgen bericht kwam dat de oorlog afgelopen is. Dikker en sterker worden we er niet op. Soms is het wel eens moeilijk om niet opstandig te worden. Het is een dagelijks volharden. Ook in deze tijd geeft het geloof en de Bijbel veel steun. Lees U hebr. 12 en 13 ook maar eens. Häftling nr. 8480 19 augustus 1944 Hartelijk gefeliciteerd met de verjaardag van Willy. De 16e van deze maand was het 4 maanden geleden dat we gevangen genomen werden. We hebben dit herdacht met een bombardement, Er viel een bom op onze schuilkelder, maar deze kon er tegen. De jongens waren tewerkgesteld bij de ASW werken (Aktiengesellschaft Sächsische Werke) in Böhlen. Op 16 augustus 1944 hebben 88 B-17 bommenwerpers 206.700 kilo aan bommen op de ASW afgeworpen. Géén van de vliegtuigen is neergeschoten. 21 augustus 1944 Even een paar woorden van de gebroeders. Alles is nog goed. We zijn alleen een beetje opgelucht van al het vet en voor de rest alles nog even mager. Stuur een brief en een pakje en we zijn tevreden. We maken lange werkdagen. We slapen gekleed op stro in een papieren tent. We houden het maar op Kerst. Häftling nr. 8479 25 augustus 1944 We mogen weer een keer schrijven. We houden onze kop en hebben maling aan de hele rotzooi. Aan alles komt een eind. Je went aan alles, ook aan dit rot leven. We mogen nu pakjes ontvangen maar denk eerst aan jullie zelf. We komen er ook wel. Rogge is een welkom artikel, evenals erwten, bonen, tabak met veel vloei. We roken hier krantenpapier als er eens een plukje tabak is. Wat fijn dat Willy al loopt. Kop op hoor. Lippendorf, 3 september 1944 We zullen maar weer eens wat van ons laten horen. Alles goed en wat zeg je ervan: Een vrije Zondag. Het weer is slecht en dus de hele dag in de tent. We hebben tot nu toe niets van jullie gehoord. Water is hier niet en aan luizen hebben we geen gebrek. Het geld is op. Ze zeggen dat we gauw vrij komen. Het is hier steeds hetzelfde. Zo nu en dan loopt er eens een jongen weg. Overdag zijn we niet bij elkaar. ’s-Avonds wel op de stroo-zak. Vergeet geen pakje te sturen. Vooral met dit regenachtige weer wordt het verlangen naar huis wel heel sterk. Stel je voor. Zondagmorgen. Naar de kerk, kopje koffie drinken, koekje, melk in de koffie, buikje rond eten. Wij moeten nu wel veel ontberen. Toch zijn we iedere dag opnieuw dankbaar als we dit of dat gekregen hebben. Je wordt hier wel glashard, maar daarover later wel eens. Met rookwerk doe je wonderen. Een snee brood voor een sigaret. 10 Sigaretten voor een pond brood. Beverwijk, 15 oktober 1944 Zondagavond en we zijn bezig een pakje klaar te maken. Zorg maar dat je voor de tabak eten kunt ruilen. Hadden we maar eerder bericht gekregen dat we pakjes mochten sturen. Nu is het te laat. Wij vinden het verschrikkelijk dat jullie honger moeten lijden maar we staan machteloos. We zouden jullie wel lopende een pakje willen brengen. Waarom moeten ze jullie zo slecht behandelen? Het wordt een grote ellende. We zitten bij een kaarsje of petroleum-lichtje. Kolen hebben we nog niet, maar ik denk dat jullie het kouder hebben dan wij. Dat potje jam is er fijn hoor. Willy zit stijf in mijn bril te kijken, die ze eerst flink vet gemaakt heeft met haar vingertjes. Ja je moeder brilt nu ook. Beverwijk, 18 oktober 1944 Tot nu toe 10 pakjes weggestuurd. Het meel doe je maar door de soep. De melkpoeder moet je in een beetje lauw water aanmaken en alle klontjes fijn maken. 2 Eetlepels meel is goed voor een halve liter melk. Zullen jullie goed om jullie lichaam denken. Trek de borstrok maar aan. Dan maar luizen, maar een verwaarloosd lichaam kan alles krijgen, vooral nu jullie sterk ondervoed zijn. Beverwijk, 23 oktober 1944 We zitten bij een klein lichtje te schrijven. Soms zijn we zo down dat je nergens aardigheid aan hebt. Vader was gisteren zo. De oorlog duurt ook zo lang en dat ontneemt je soms alle moed. Het is nog ver van jullie het oorlogsgeweld, maar we zouden alles willen geven als jullie nu hier waren. Als jullie onze pakjes nu maar krijgen. Ik ben bang van niet. De kerken zijn vol en er wordt veel voor jullie gebeden. Ik zie jullie dagelijks voor mijn ogen naar het werk sjokken, zonder lust met een mager lichaam en wij kunnen niets anders doen dan kleine pakjes sturen. Soms heb je ogenblikken dat alles donkers is. Ook jullie zullen dat hebben en voor jullie is dat nog veel zwaarder. Oh, jongens wat zijn onze gedachten altijd bij jullie, tot in de slaap. Vannacht droomde ik weer van jullie. En dat gebeurt vaak. Nu zag ik jullie thuis komen en ik heb in jullie kousen naar luizen gezocht. En dan ziet het er altijd even raar uit. Jullie zijn dan te ziek om te staan. Vader staat de hele middag rogge te malen. Morgen gaan er weer pakjes weg. Lippendorf, 1 november 1944 Na een onderbreking van 2 maanden mogen we weer eens schrijven. Het gaat ons nog goed, maar zitten nog steeds gevangen. Vandaag zou ik (Jan) vrij komen, maar dat is weer eens uitgesteld. Leen hoort er nog niet bij. Weten jullie al dat we pakjes mogen ontvange? De Groningers krijgen pakjes, maar de Wijkers hebben pech. Het is voor jullie maar een moeilijke tijd. Maak je over ons maar geen zorgen. Stel je voor dat we teveel zouden piekeren dan ware we gauw dood. Nou, er gaan hier genoeg jongens dood en daar hoeven wij niet bij te zijn. Wanneer is de oorlog afgelopen? Zouden we met de Kerst nog thuis zijn? Beverwijk, 16 november 1944 We hebben nu 19 pakjes gestuurd. Hier is helemaal niets meer te krijgen, maar we zitten nog niet omhoog, maak je daarover maar geen zorgen. Beverwijk 20 november 1944 We hebben een paar weken niet geschreven, want er kwam helemaal geen post meer uit Duitsland. We hebben niet veel hoop, dat jullie de pakjesw ontvangen, maar in ieder geval hebben we ons best gedaan. De tijd wordt steeds moeilijker. Het leven is nu niets meer waar nu jullie daar zijn. Peres, 29 november 1944 Vannacht heb ik een lange brief aan U geschreven. Ik schrijf naar alle adressen, want de postverbinding ligt wat scheef lijkt mij. Ik ben nu vrij en zit op het Lagerbureau. Beverwijk 3 december 1944 Wij horen niets meer van jullie. Er is hier letterlijk niets meer te koop. Zonder jullie is er niets meer aan. Peres, 8 december 1944 Lieve Ouders, De laatste dagen ontvangen we geregeld briefkaarten van U. De pakjes hebben we nog steeds niet ontvangen. Hopelijk komen die nog, want het zou verrot jammer zijn, als die dingen verloren gingen. We liggen nu in een beter Lager en hebben 2 dekens. Leen is zwaar aan de diahrree geweest, maarnu gaat het wel weer. Ik ben afgekeurd voor zwaar werk en ben op 8 november lagerschrijver geworden. Op 4 november ben ik vrij gekomen. Volgende week komt Leen vrij. Dan komt hij misschien in het Lager te werken, de hopen stront opruimen, die de Hollanders er neer schijten. We kunnen goed met onze baas opschieten en doen maar net of we gek zijn. We krijgen kleren van de fabriek. Honger hebben we niet. Het deed ons even pijn van U te horen, dat U onze hulp zo nodig had. Als je een kaart van thuis ontvangt zou je zo de kuierlatten wel willen pakken, maar dat gaat niet. We redden ons best en maakt U zich maar geen zorgen over ons. Denk aan U zelf. Wij zijn verander. Terugdeinzen ergens voor staat niet meer in ons woordenboek. Wij organiseren wel. Jaap Snellenman stuurt brood en vitamine. Hij is een kerel bij uitnemendheid. Een jekker van het bedrijf gehad. Van Din een kilo brood gehad. Wat zou ik graag eens een lange brief van jullie ontvangen. Din is bij een bombardement alles kwijt geraakt. Beverwijk 15 januari 1945 Het eten dat we voor jullie gespaarde hadden moeten we nodig houden voor Willy. We krijgen overigens zelf ook nog wel genoeg. De hoop om jullie weer te zien, was weg maar komt nu weer sinds we van Din vernomen hebben dat jullie het goed maken en dat hij jullie zoveel mogelijk helpt. Peres, 6 februari 1945 Voor de zoveelste maal een poging om U te bereiken. Ik heb al zoveel geschreven, dat ik het nauwelijks meer weet. We maken het uitstekend. Onze gezichten worden er niet dunner op. De brieven die we van U krijgen zijn b.v. van October, dus heel oud. Als de dag eenmaal daar is, dat de trein met jongens in Beverwijk binnenstoomt, zullen er veel gelukkige gezichten zijn, maar er zal ook veel droefheid zijn om zoons die niet meer zullen terugkeren. Leen is 14 december vrijgekomen. Jan Postma is gestorven. Materieel ontbreekt het ons aan niets meer. Denk aan Uzelf. Enkele ogenblikken geleden worden juist 3 pakjes voor ons gebracht. Meel, tabak, jampot met inhoud (aspirine kokertje) suiker vermengd met insectenpoeder. Enz. De tabak is heerlijk. Veel beter dan dat spul hier. Dat komt vast, omdat het van vader is. Die gaan we niet verruilen, maar oproken. Ruilen hoeven we niet meer te doen. Ik hoop dat we ons hele leven door mogen blijven beseffen dat we een paar ouders van goud hebben. We hopen dat God hen voor al dit werk rijkelijk zal zegenen. We zijn groot, maar zijn toch geneigd te huilen bij al deze liefde gaven. We beginnen weer mens te worden. De tijd dat we gevangen zaten betekende voor ons dood zijn. Alles begint weer te leven en we lopen weer in burgerkleding. Beverwijk, Woensdag 13 juni 1945 Lieve jongens, Gisteren jouw brief ontvangen. Van Leen krijgen we ook geregeld bericht. We hadden je liever thuis, maar dit is misschien een leerschool voor je. Leen verlangt ook erg naar huis, en zal één dezer dagen wel voor ons huis staan. Met mij gaat het nu wat beter. Iedereen hangt de vlag uit als er een jongen thuiskomt. Wij zullen dat maar niet doen, want dat is zo’n aanstoot voor tante Jel. Oktober 1945 De foto is genomen in de achtertuin aan de Arendsweg 188 in Oktober 1945. Op de achterzijde staat geschreven "Na de oorlog, allemaal weer thuis"
Genealogische gegevens:
Leen en Jan de Boer zijn broers.
Leen huwde Ooststellingwerf 15-07-1950 Hendrikje Jasger, geboren Ooststellingwerf 25-04-1918.
Het gezin van Jan de Boer, zijn vrouw Hiltje Oostra, dochter Christina, Leen en Jan, verhuisde in mei 1938 van Weststellingwerf naar Arendsweg 188 Beverwijk. (IJmuider Courant van 21 mei 1938).
De ouders van Jan en Leen de Boer zijn: Jan de Boer, geboren Vinkega 24-10-1891, overleden Beverwijk 14-04-1966, gehuwd Weststellingwerf 03-11-1917 Hiltje Oostra, geboren Steggerda 06-03-1895, overleden Beverwijk 20-10-1970. Beide begraven Beverwijk, Duinrust Algemeen. |