Het onderstaande verhaal van Jan Dekker werd op 29 april 2007 door zijn dochter voorgelezen bij de herdenkingsbijeenkomst in de Goede Raadkerk in Beverwijk Razzia, opgepakt en naar Amersfoort. Dit is mijn persoonlijk verhaal. Elk mens beleeft en verwerkt het op zijn eigen manier. Op 16 april 1944 waren mijn ouders, zoals iedere zondag naar de kerk. Mijn 2 jongere zusjes en ik lagen nog in bed, er werd gebeld en mijn zusje Ria deed open. Een Duitse soldaat met geweer stond voor haar. Geen aankondiging! Hij vloog de trap op. De eerste slaapkamerdeur ging open. Daar lag een zusje van 9 jaar. Zij schrok, scheurde de dekens over haar hoofd. Maar de soldaat deed zijn plicht, trok alles weer terug en zag dat het geen jongeman was. Volgende deur en daar was het bingo. Daar lag ik, 18 jaar, en dus klaar voor Duitsland. Aankleden en mee naar bioscoop De Pont. Vandaar vertrokken we naar station Beverwijk. Ik ging weer langs mijn ouderlijk huis. Mijn vader en moeder stonden op straat. Moeder wilde nog iets meegeven, maar dat kon niet. Ik kon alleen maar zwaaien. Op het station stonden de goederenwagons al klaar om ons naar Amersfoort te vervoeren. Daar aangekomen moesten we gelijk in de Rozentuin wachten. De Rozentuin is een lange gang van 3 meter breed en ongeveer 20 meter lang met rondom prikkeldraad. Ongeveer 3 maanden hebben wij in Amersfoort gezeten. Duitsland. Toen op transport naar Duitsland. Onze eerste stop was Halle, daar mochten wij er een halfuur uit en ging de reis weer verder. De volgende bestemming was Schkopau. Een klein station, daar werd de groep verdeeld. Ik kwam op de Kippe terecht. Dat is een berg met ronde tenten van karton of zoiets. Dat verblijf was geen pretje. Om 6 uur opstaan en in tempo naar de fabriek om te werken. Dat bestond in hoofdzaak uit het dichten van bomkraters. De honger sloeg toe. Aan de overkant van de weg stonden aardappels. Ik had dat niet van mijn ouders geleerd, maar ik ging stelen. Prompt zag een Duitse soldaat mij aan het werk. Bont en blauw werd ik geslagen, maar nog geen aardappelen. Wat kan de nood dan toch hoog zijn. Even later ging ik weer. Bevrijd, naar huis. Ongeveer half april 1945 werden we bevrijd. Ik denk door Canadezen. (Het waren de Amerikanen –webmaster-) Daar kreeg ik mijn eerste sigaret van een soldaat en ik streek gelijk de zeilen. Wij gingen allemaal lopen en ik kwam bij een Duitse boer terecht. Die heeft mij weer opgepept. Daarna met de bus naar Valkenburg, waar wij werden ontluisd. Na een poosje ging er een bus naar Noord Holland. Ik stapte uit in Beverwijk en liep naar mijn ouderlijk huis op de Wijkerstraatweg. Daar was niemand. Ten einde raad ging ik naar ome Piet Heijnis. Gelukkig vertelde hij dat mijn ouders en 2 zusjes nog leefden. Zij waren in Heiloo bij de Juliaantjes. Mijn vader mocht daar niet wonen en was bij zijn zuster in Limmen. Mijn moeder was ten einde raad. Zij waande mij dood. De moeder overste besloot een novene te houden met alle zusters. Op de laatste dag kwam ik lopend om 9 uur uit Beverwijk in het klooster aan. Het was ongeveer in juni. Dat was een gelukkig en emotioneel weerzien. Ik geloof niet in wonderen, maar dit lijkt er wel een. Gelukkig mocht ik bij hoge uitzondering in het klooster blijven. Naar Indonesië. Je denkt, dat je aan een toekomst kunt beginnen. Mijn vader was ziek dus aan het werk en centen verdienen. Maar helaas. In 1946 lag er een envelop op de mat en moest ik in militaire dienst. Geen geld verdienen, maar weer naar Amersfoort. Weer uit het gezin weggetrokken. Na 3 maanden vertrokken wij naar Rotterdam om ingescheept te worden op de Sloterdijk, een omgebouwd vrachtschip. Na 4 weken kwamen we op mijn verjaardag, 28 oktober, aan in Priok. We moesten gelijk patrouille lopen in kampong Katja. We werden vaak beschoten en de korporaal raakte gewond. Ik heb ook daar veel uitvaarten meegemaakt van vrienden. In oktober 1949 kwam ik eindelijk weer in Nederland aan. Weer thuis. Je moet dan integreren heet dat nu. 3,5 jaar in een mannenwereld en dan opeens weer een gezinsleven met vader, moeder en 2 zusjes. In 1950 begint een gelukkiger leven. Trouwen en een gezinnetje stichten. Inmiddels was het 1953. Dochter vertelt. Tot zover enkele herinneringen aan die zware tijd van mijn vader. Ik ben geboren in 1955 en dat was in de jaren van de wederopbouw. Er werd bij ons thuis niet veel over de oorlogsjaren gesproken. Wel was duidelijk, dat pa een hartgrondige hekel aan Duitsland had. Op doorreis naar Italië gingen wij dus door België en Frankrijk. Als het echt onvermijdelijk was tankten we bij Arnhem en scheurden liefst aan een stuk naar de eindbestemming. Geen voet op Duitse bodem. Over de tijd in Indonesië werd vaker gesproken. Daar had pa ook reunies van, waar erg naar werd en wordt uitgekeken. Door het ophalen van herinneringen met oude kameraden heeft hij de gelegenheid gekregen deze periode te verwerken. Het is heel fijn, dat de gemeente Beverwijk mijn vader de gelegenheid heeft gegeven naar Duitsland te gaan om ook dat hoofdstuk te verwerken. Zijn oordeel is nu milder en hij ziet dat de oorlog ook voor de Duitse bevolking moeilijk geweest is. Binnen ons gezin werd en wordt heel sterk gehecht aan vrijheid, vrede en veiligheid voor iedereen. Oorlogen en interventies zouden wat ons betreft echt tot het verleden moeten behoren. Laten we hopen, dat het ooit zo wordt. Hier wil ik het bij laten.
Politionele acties Nederlands-Indië.
Na terugkeer werd een grote groep jonge mannen, geboren in 1924, 1925 of 1926, onder de wapenen geroepen en naar Nederlands-Indië gezonden om deel te nemen aan de Politionele Acties. Jan Dekker was een van hen.
Genealogische gegevens:
Jan huwde Heiloo 08-09-1953 Elisabeth Clasina (Bep) van der Kaaij, geboren Heiloo 20-02-1929, overleden Castricum 05-04-2021. Dochter van Joannes Gerardus van der Kaaij en Maria Cornelia Niesten.
De ouders van Jan zijn: Willem Dekker, geboren Limmen 13-06-1887, zoon van Jan Dekker en Trijntje Dekker, overleden Alkmaar 07-10-1953. Gehuwd Alkmaar 26-01-1922 met Maria Heijnis, geboren Heerhugowaard 14-07-1890, dochter van Cornelis Heijnis en Aafje Wester, overleden Heiloo 06-08-1981. |